Harry Tels

Harry Tels. 
Foto van Joods Monument.

Harry Tels
(Rotterdam, 29 juni 1897  Mauthausen, 10 juli 1942)

In 1938, nog vóór de Tweede Wereldoorlog, sprak Harry Hijman Tels zich uit door iets niet te doen. Hij ging zitten toen het volkslied van nazi-Duitsland werd gespeeld. Dat zou hem fataal worden. 

Erasmiaan Harry Hijman Tels werd op 29 juni 1897 geboren in een familie van advocaten en juristen. Zijn roepnaam was Harry, op zijn Engels uitgesproken als ‘Herrie’. Zijn vader Martinus Tels en zijn grootvader Hartog Hijman Tels, naar wie Harry was vernoemd, waren beiden vooraanstaande advocaten in Rotterdam. Grootvader Hartog Hijman Tels was daarnaast de medeoprichter en de eerste hoofdredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC).

Ook Harry’s moeder, Alida de Pinto, stamde uit een familie van rechtsgeleerden. Haar vader Aäron Adolf de Pinto was raadsheer en later vicepresident van de Hoge Raad der Nederlanden.

Asjkenazische Joden en Sefardische Joden

Het huwelijk van Harry’s ouders veroorzaakte opschudding. Harry’s vader Martinus stamde uit een geslacht van Asjkenazische Joden: Joden die na de val van Jeruzalem in Noord- en Oost-Europa terecht waren gekomen. Zij vielen onder christelijk bewind en waren eeuwenlang zwaar onderdrukt en vervolgd.

Harry’s moeder Alida stamde uit een geslacht van Sefardische Joden. Dit waren Joden die in Spanje, Portugal en Noord-Afrika terecht waren gekomen. Zij vielen onder islamitisch bewind en hadden het aanmerkelijk beter. Eeuwenlang woonden joden en moslims vreedzaam samen in Spanje en Portugal, tot katholieke veroveraars hen verdreven.

Harry’s opa van moederskant stimuleerde zijn Sefardische dochter Alida om te trouwen met de Asjkenazische Martinus Tels. Alida’s zus trouwde met Martinus’ broer.

Opvoeding

Harry Tels was het jongste kind van Martinus en Alida. Hij had drie oudere zussen, met als roepnamen Hanneke, Frederika en Bep. Harry’s latere zoon Tinus Tels zou in 2004 aan zijn kleindochter Eden beschrijven hoe zijn vader was opgevoed:

Mijn vader had een nogal Engelse opvoeding gehad. Je moest goed, rechtvaardig en absoluut eerlijk zijn, de meest wellevende manieren hebben, en goed zijn in sport zonder erover op te scheppen. Je moest de dingen doen zoals de dingen ‘moeten worden gedaan’, en je moest je gedragen zoals ‘een heer’ betaamt. Dit alles leverde een soort man op die je tegenwoordig niet vaak meer tegenkomt.

Tinus Tels in een mail aan zijn kleindochter.
Chapter 4, 18 maart 2004.


Leuvehaven Rotterdam, archiefnummer 4187, Vroege foto’s, Exact 1850-1920; De Wijnhaven en de Leuvehaven met schepen erin. nummer VII-537-04.

Harry groeide op aan Wijnhaven 163. Op de foto het derde huis vanaf het midden, net achter de bomen. Het was een herenhuis met drie verdiepingen. De indeling laat zien dat Harry uit een welgestelde familie kwam: het huis had een biljartkamer, een werk- en spreekkamer, een eetkamer, een dessertkamer en een wijnkamer. In 1907 verhuisde de familie Tels naar Parklaan 26.


Tijd op het Erasmiaans

Harry ging net als zijn vader naar het Erasmiaans Gymnasium.
In juli 1909 haalde hij het toelatingsexamen. In september 1909 begon hij in de eerste klas. Het Erasmiaans was toen nog gevestigd op de Coolvest 98, de tegenwoordige Coolsingel.

In de eerste klas was Harry de beste van zijn klas in aardrijkskunde en vaderlandse geschiedenis. Frans was zijn zwakste vak. Harry werd lid van de Rotterdamse Gymnasiasten Bond (RGB). De RGB werd in 1900 opgericht door leerlingen, onder andere door Jos Winkel, een van onze Erasmiaanse Namen.


Stadsarchief Rotterdam, toegang 62, inventaris 420: Strafcahier, 1910-1914.

“ 16 Juni  |  Tels en Carp II A  |  Leopold  |  vechten  |  bladzij Caesar vertalen ”

In de tweede klas kreeg Harry Grieks van Leopold, de bekende dichter. Op 16 juni 1911 stuurde Leopold Harry samen met een klasgenoot de klas uit. Harry en “Carp” hadden gevochten in de klas. Als straf moesten zij een bladzijde van Caesar vertalen.


In de tweede klas waren de docenten niet blij met Harry. Ze vonden dat hij lui was en veel beter kon. Uit het strafcahier blijkt dat Harry zich vaak misdroeg met twee van zijn klasgenoten: Paul Catz en Jan Buskop. “Driespan: Catz, Tels, Buskop”, staat ergens. In de derde klas werd Harry er maar liefst veertien keer uitgestuurd en in de vierde klas minstens dertien keer. Toch ging hij steeds over naar de volgende klas, altijd met een taak of herexamen. In de vierde klas gaf Leopold in een rapportvergadering aan dat hij de hoop in Harry opgaf. Maar in de vijfde en zesde klas verbeterde Harry’s gedrag. In juli 1915 slaagde hij voor zijn eindexamen alpha.

Studie rechtsgeleerdheid

Harry had het liefst scheikunde willen studeren. Dit keurden zijn ouders echter af; zij wilden dat hij de rijke familietraditie zou voortzetten en jurist of advocaat zou worden. Harry’s zoon, Tinus Tels, zou later wel voor scheikunde kiezen, maar voor Harry werd het dus rechtsgeleerdheid. Vijf Erasmianen uit zijn eindexamenjaar kozen dezelfde ‘koninklijke route’. Harry werd lid van het Leidse Studentencorps, tegenwoordig LSV Minerva.

Vanaf oktober 1915 woonde Harry op de Aalmarkt 3 in Leiden. In 1917 verhuisde hij naar de Breestraat 54, vlakbij Minerva. In 1919 verhuisde Harry naar de Oude Rijn 3. In 1922 behaalde hij zijn doctoraalexamen en was hij meester in de rechten. Daarna trok hij in bij zijn ouders en zijn jongste zus Bep, die inmiddels in Den Haag woonden. Zijn oudste zussen waren toen het huis al uit.

Huwelijk met Lucie Elias

Tegen het einde van zijn studietijd in Leiden ontmoette Harry de studente geschiedenis Lucie Juliette Elias. Zij was ook Joods en kwam ook uit Rotterdam. Kort na hun eerste ontmoeting deed hij haar een huwelijksaanzoek. Lucie wees hem in eerste instantie af, maar had vrijwel meteen spijt. Hun zoon Tinus zou later schrijven:

Harry’s meest opmerkelijke kenmerk was dat hij dodelijk verlegen was. Dit probeerde hij te compenseren met arrogantie. Nu wordt alle Leidse studenten geleerd enigszins arrogant te zijn. Voor de niet erg ervaren Lucy was het resultaat (…) misschien wat moeilijk te verdragen. (…) Ze werd boos en wist niet hoe ze met de situatie om moest gaan. Ze was verliefd op hem, net als hij op haar (…). Ze zei ‘nee’, maar had meteen spijt van wat ze had gezegd. (…) Uiteindelijk werd duidelijk dat het allemaal een groot misverstand was, of zoiets.

Tinus Tels in een mail aan zijn kleindochter.
Chapter 2, 8 maart 2004.

Op 27 oktober 1924, vijf dagen na de begrafenis van zijn vader, stapte Harry met Lucie in het huwelijksbootje. Harry was 27 jaar, Lucie 25. Lucie droeg geen witte trouwjurk maar een blauw mantelpakje, vanwege de rouwperiode na het overlijden van vader Tels. Over zijn moeder Lucie schreef hun latere zoon Tinus:

Intelligent en intellectueel, behoorlijk knap, levendig, goed in het creëren van een prettige sfeer om haar heen en in het ontvangen van gasten. Zeer flexibel: in haar huis was alles mogelijk. Acht onverwachte gasten voor de lunch en zestien voor het diner die ze op hun gemak stelde.

Tinus Tels in een mail aan zijn kleindochter.
Chapter 4, 18 maart 2004.

Ondertussen had Harry zich tijdens zijn studie, in 1916 – dus tijdens de Eerste Wereldoorlog – vrijwillig aangemeld bij het leger. In 1923 werd hij bevorderd tot reserve-eerste-luitenant. In 1929 werd hij op eigen verzoek eervol ontslagen.

Harry als vader

In 1926 kregen Harry en Lucie een zoon. Harry volgde de familietraditie door hem de naam Martinus te geven, met als roepnaam Tinus. Op de foto Harry als militair met zijn zoontje. Vier jaar later kregen Harry en Lucie een dochter, Anneke ‘Annie’ Tels. Annie werd vernoemd naar Lucies moeder, Anna Elisa van den Bergh.

Harry en zijn gezin woonden aan de Graaf Florisstraat 89. Het huis had centrale verwarming, een koelkast, parket en een Perzisch tapijt – heel deftig voor die tijd. De familie had ook een hond.

Harry’s dochter Annie herinnerde zich haar vader als een lieve, aardige man, maar wel een beetje teruggetrokken. Hij legde niet makkelijk contact. Daar had hij zijn vrouw voor, die extraverter was. Het gezin maakte elke dag een wandeling in de (vooroorlogse) diergaarde. Op zondag ging ook vader Harry mee. Ze dronken dan een kopje chocolademelk in een paviljoen in de diergaarde.

Carrière en vrije tijd

Harry was niet vaak op kantoor. Hij hield niet van zijn werk. Hij voelde zich ongemakkelijk wanneer cliënten hem hun problemen vertelden. Veel liever besteedde hij zijn tijd aan schaken, bridgen, fotograferen, cricket en voetballen. Hij was ook een hartstochtelijk schermer; hij was een keer nationaal kampioen geworden.

In 1937 kocht Harry twee aandelen – en dus twee zitplaatsen – in het nieuwe Feijenoord-stadion De Kuip. Eén aandeel kostte honderd gulden. Dat was veel geld in die tijd. Door de verkoop van aandelen kon Feijenoord de bouw van De Kuip betalen. De officiële opening van De Kuip was op 23 juli 1937 – zie filmpje. Harry zal hierbij zijn geweest.

Tijdens de oorlog werden vrijwel alle bezittingen van Joodse Nederlanders afgepakt. Harry’s Feijenoord-aandelen werden op naam gezet van H.J.A. Bonnée. Na de oorlog kwamen de aandelen op naam van Harry’s weduwe Lucie. Inmiddels zijn ze van Harry’s kleinzoon, die naar hem vernoemd is. Harry Tels junior zit bij de thuiswedstrijden van Feijenoord in de stoel van zijn grootvader.

Vooroorlogse bezorgdheid

In 1933 kwam in Duitsland Adolf Hitler aan de macht. Harry en Lucie namen Joods-Duitse vluchtelingen op in huis. Ze dachten na over hun toekomst als Jood in Nederland. Ze besloten visa aan te vragen voor emigratie naar de Verenigde Staten. Op 10 april 1940 was de aanvraag rond, een maand voor de Duitse inval. Harry wilde emigreren, maar Lucie niet, omdat haar vader en Harry’s familie niet mee zouden gaan. Ook dacht ze dat ze te weinig geld hadden om in Amerika te overleven. Harry drong nog aan dat hij daar taxichauffeur zou kunnen worden. Uiteindelijk bleef het gezin in Nederland omdat de kinderen het zo goed deden op school.

Het begin van het einde

Harry’s einde begon ruim voor de oorlog. Op 25 en 26 juni 1938 vond in Zandvoort een internationaal schermtoernooi plaats. Alleen militairen konden meedoen. Harry was scheidsrechter. Aan het toernooi deed een Duitse ploeg uit Berlijn mee. De ploeg bestond uit de heren Körner, Liebscher, Losert en Heydrich. Deze Reinhard Heydrich was toen al het hoofd van de inlichtingen- en veiligheidsdienst van de nazi’s, o.a. de Sicherheitsdienst en Gestapo.

Voorafgaand aan het toernooi werd het Wilhelmus gespeeld. Harry stond op en nam zijn hoed af, zoals het hoorde. Maar toen het Horst Wessellied werd gespeeld, het partijlied van de nazi’s, ging hij zitten en zette hij zijn hoed terug op zijn hoofd. Reinhard Heydrich zag dit en vatte dit op als een belediging. Na afloop van de volksliederen kwamen er Duitse officieren naar Harry toe. Zij zeiden: “Herr Tels, wir treffen uns noch.” – ‘Mijnheer Tels, wij komen elkaar nog wel eens tegen’. Dat gebeurde eind 1940.


Twee mannen, twee gezinnen, twee levens die elkaar kruisten

Links Harry Tels met zijn gezin. Rechts Reinhard Heydrich met zijn gezin. Heydrich stond bekend om zijn wreedheid. Zijn bijnamen waren de beul, de Slager van Praag en het Blonde Beest. Heydrich was verantwoordelijk voor de Einsatzgruppen, die in Oost-Europa 1,3 miljoen Joden vermoordden. Ook was hij de aanstichter van Kristallnacht en de organisator van de Wannsee-conferentie, waar een ‘oplossing’ werd verzonnen voor het ‘jodenprobleem’. Onder zijn voorzitterschap werd besloten om de joden uit te roeien: ruim 11 miljoen, zo was het plan.


Inval en bombardement

Op 10 mei 1940 viel Duitsland Nederland binnen. Harry’s zoon, de dertienjarige Erasmiaan Tinus Tels, herinnerde het zich zo:

Ik had slecht geslapen omdat ik bang was geworden door een verhaal op de radio, de avond ervoor. Daarin werd verteld dat de Nederlandse militaire attaché in Berlijn het Nederlandse kabinet had gebeld dat de Duitsers Nederland de volgende ochtend om vier uur ‘s morgens zouden aanvallen. De Nederlandse ministers geloofden de diplomaat niet (…). De Duitse troepen moesten dus zelf de Nederlandse grenswachten wakker maken. (…) De Duitsers gingen vervolgens over tot het droppen van duizenden parachutisten op Rotterdam. (…) Ik zette de radio aan. Een diepgeschokte nieuwslezer bleef mij verzekeren dat het oorlog was. Dat had ik zelf ook al verzonnen. Nadat honderden Duitse vliegtuigen en ongeveer drie Nederlandse (alles wat ze hadden) ongeveer een half uur boven de stad hadden gevlogen, op elkaar hadden geschoten en bommen hadden gedropt die je kon zien vallen, heel spannend voor een dertienjarige jongen, bedacht iemand op het stadhuis dat er een luchtalarm moest komen. Dus drukte hij op de knop en de sirenes gingen aan. Dit was nuttig omdat het in ieder geval de rest van mijn familie wakker maakte, zodat ik niet langer het gevoel hoefde te hebben dat ik alleen stond tegenover het Duitse leger.

Tinus Tels in een mail aan zijn kleindochter.
Chapter 4a, 5 april 2004.

Op een van de dagen erna riep Harry zijn kinderen bij zich. Tinus:

[Hij] vertelde ons dat de Duitsers elk moment konden arriveren en gaf ons een sombere waarschuwingstoespraak, over de Joden die nu paria’s zijn enzovoort. Dit was verstandig en hij had ook bijna helemaal gelijk. Maar ik vond dat we beter konden proberen weg te komen, en daar had hij niets over gezegd. Dus zei ik: “Laten we de auto pakken en naar Den Haag gaan en proberen op een schip naar Engeland te stappen.”

Tinus Tels in een mail aan zijn kleindochter.
Chapter 4a, 5 april 2004.

In de avond van 13 mei 1940 reed Harry met zijn familie langs de Hollandse kust om een boot naar Engeland te vinden. Maar de vissers vroegen 100.000 gulden voor één passagier. Zoon Tinus:

In de late namiddag [van 15 mei 1940] besloten we terug te keren naar Rotterdam. Toen soldaten ons ten zuiden van Den Haag stopten om onze papieren te controleren, zagen we ver weg een lange, zeer hoge rookkolom in de prachtige zachte blauwe hemel. “Wat is dat?” vroegen we de soldaten. “Dat was Rotterdam”, zeiden ze, “Het is gebombardeerd. Had je niet gehoord?” Nee, we hadden het niet gehoord. “En Nederland heeft ook gecapituleerd” riepen ze ons na.

Tinus Tels in een mail aan zijn kleindochter.
Chapter 4a, 5 april 2004.

De woning van de familie Tels bleef ongedeerd. Wel had de hond een trauma opgelopen.

Elf dagen na het bombardement werd Harry’s zus Frederika dood gevonden in haar woning in Schiedam. Zij had zelfmoord gepleegd. Ook Harry dacht erover om zichzelf en zijn familie te vergassen, maar Lucie praatte dit uit zijn hoofd.

Harry’s arrestatie

Op 16 oktober 1940 vierde Harry de 41ste verjaardag van Lucie. De dag erna stond er onverwachts een politieagent aan de deur. Hij was op zoek naar Harry, die op dat moment de hond aan het uitlaten was. Lucie was zich van geen kwaad bewust. Ze dacht dat het ging om Harry’s werk. Daarom nodigde ze de man uit om binnen te komen. Toen Harry even later thuiskwam, werd hij gearresteerd en opgesloten in het Haagseveer, het politiebureau van Rotterdam. Hij werd daar ongeveer een half jaar vastgehouden.

Pas na zeven maanden durfde Lucie aan de Sicherheitspolizei te vragen wat de reden was voor Harry’s opsluiting. Het antwoord was dat Harry een persoonlijke gevangene was van de heer Heydrich, een hooggeplaatste nazi.

Concentratiekamp Buchenwald

Op 22 mei 1941 werd Harry op transport gezet naar concentratiekamp Buchenwald. Bij aankomst werd hij medisch gekeurd. Hij woog toen 66 kilo – Harry was 1,67 meter lang. Als kind was Harry een paar keer ernstig ziek geweest. Toen hij vier was kreeg hij difterie, en in 1911 moest hij een paar maanden thuisblijven van school vanwege een nierontsteking. Ook had hij platvoeten en sinds 1930 reuma.

Harry werd goedgekeurd voor dwangarbeid. Hij werd ingedeeld in arbeidscommando 53, het commando dat in de steengroeve werkte. Josef Fried vertelde hierover:

De omstandigheden in Buchenwald waren erg zwaar. De gevangenen moesten werken van 6.00 uur ‘s morgens tot 6.00 uur ‘s avonds, met een pauze van een half uur. (…) Het bloedigste was het steengroevecommando. Het was niet zomaar een werkcommando, maar ook een strafcommando. (…) Tijdens het werk werden de mensen voortdurend mishandeld of ter plekke doodgeslagen. (…) Gemiddeld waren er bij de steengroeve acht doodsrapporten per dag.

Josef Fried, On living conditions and forced labor in Buchenwald.
EHRI-project Documentation Campaign.

Harry’s brief uit Buchenwald dd. 8 juni 1941.

Harry mocht twee brieven per maand naar huis schrijven. De eerste brief schreef hij al na twee dagen, op 8 juni 1941. Hierin schreef hij, in het Duits:

Het gaat heel goed met me en ik ben gezond. Hopelijk gaat het ook goed met jou en de kinderen. Je kunt me maandelijks dertig Reichsmark sturen. Je mag nooit over mij naar de kampleiding schrijven; als je iets over mij wilt weten, schrijf me dan rechtstreeks. Vele duizenden kussen voor jou en de kinderen en ook voor mijn moeder van Harry.

Harry’s brief uit Buchenwald, 8 juni 1941

Lucie stuurde hem veel meer geld dan hij vroeg. Van het geld kocht Harry extra eten, kleding en vooral medicijnen. Al op 4 juli 1941, na minder dan een maand in de steengroeve, werd Harry naar de ziekenboeg gebracht met geïnfecteerde schaafwonden. Hij werd toen na vijf dagen overgeplaatst naar arbeidscommando 44. Eind 1941 had hij opnieuw geïnfecteerde schaafwonden.

Concentratiekamp Natzweiler-Struthof

Op 12 maart 1942 werd Harry getransporteerd naar concentratiekamp Natzweiler. Hij heette daar ‘de beschermde gevangene nr. 917’. Als persoonlijke gevangene van Heydrich had Harry dus een beschermde status.

In Natzweiler kregen gevangenen nauwelijks te eten. In mei 1942 kreeg Harry griep. Eind mei woog hij nog maar 56 kilo. Hij kreeg medicijnen om hem erbovenop te krijgen, maar op 4 juni woog hij nog maar 47,3 kilo. Harry was zwaar ondervoed.

Terwijl Harry in het ziekenhuis lag, op 27 mei 1942, vond in Praag een moordaanslag plaats op Heydrich. Reinhard Heydrich stierf op 6 juni 1942. De nazi’s namen wraak. In de dagen na de aanslag werden 1800 doodvonnissen uitgesproken en meteen voltrokken. Ook werden twee dorpen uitgemoord.

Op 12 juni werd Harry ontslagen uit het ziekenhuis. Op zijn ziektekaart staat het woord ‘ontslagen’ (entlassen) doorgehaald. Daarvoor in de plaats werd geschreven ‘overgedragen’ (überstellt). Op 18 juni werd hij op transport gezet naar Mauthausen. Dit valt niet los te zien van de dood van Heydrich. Met Heydrich was ook Harry’s ‘bescherming’ weggevallen. Ook wilden de nazi’s wraak nemen op iedereen die Heydrich dwars had gezeten.

Concentratiekamp Mauthausen

Op 27 juni 1942 kwam Harry aan in het verschrikkelijke kamp Mauthausen. Ook in Mauthausen was een steengroeve:

Dwangarbeid in Mauthausen. Encyclopedia USHMM.

Het is een plek die zelfs bezoekers van vandaag nog met afschuw vervult. Als je ernaar kijkt, zie je met eigen ogen het beeld van de verschrikkelijke slavenarbeid van duizenden gevangenen. Het is duidelijk dat niemand dit harde werk lang kon volhouden. De gladde muur was zo’n 80 meter hoog en wemelde van de uitgeputte, blootsvoetse ellendelingen, alleen gekleed in lompen. De gevangenen liepen vanaf het kamp de ongeveer 1.000 meter naar hun werk over een weg geplaveid met scherpe granieten stenen. (…) Ze liepen op blote voeten naar hun werk en droegen op blote voeten de zwaarste rotsblokken de vreselijke treden op (we telden er in totaal 196). De treden waren ongelijk, scheef en glad. (…) Ze moesten zelfs de trap op rennen terwijl ze hun zware lasten droegen.

Erich Nasch and Robert Weinberger, Report on the Mauthausen Concentration Camp. EHRI-project Documentation Campaign.

Ongeveer twee weken na aankomst in Mauthausen stierf Harry, op 10 juli 1942. Als doodsoorzaak staat in het dodenboek van Mauthausen: “Freitod durch Einwirkung von Starkstrom” – zelfmoord door blootstelling aan hoogspanningsstroom. Sommige gevangenen maakten een eind aan hun leven door zichzelf te elektrocuteren, om zo te ontsnappen aan de gruwelijkheden van het kamp. Het kwam echter ook voor dat gevangenen werden gedwongen om in de stroomhekken te lopen. Ten slotte kan het verhaal van de elektrocutie verzonnen zijn om Harry’s ware doodsoorzaak te verhullen.

Harry Hijman Tels is 45 jaar geworden.

Harry’s vrouw en kinderen overleefden Theresienstadt.

 

Terra ei levis sit

 

Erasmiaan Jada Diwan onderzocht voor haar profielwerkstuk het leven en de dood van Harry Tels. Haar profielwerkstuk werd genomineerd voor de Nescio-prijs van de Radboud Universiteit. Anne Schram Ouweneel maakte deze samenvatting.