Hugo Samkalden
Hugo Samkalden
(Idi, 18 februari 1906 – Mauthausen, 15 maart 1943)
In zijn werk en in zijn persoonlijke leven heeft Hugo Samkalden zich altijd ingezet voor persoonlijke vrijheid. Dat deed hij als jurist, als schrijver, als verzetsstrijder en als homoseksueel.
Hugo Samkalden werd op 18 februari 1906 geboren op Sumatra, in het toenmalige Nederlands-Indië. Zijn geboorteplaats was Idi, een klein plaatsje aan de oostkust van Atjeh. Zijn vader, Joseph Samkalden, werkte daar bij een petroleummaatschappij. Hugo had een vijf jaar oudere zus, Rosina. Er was ook een ouder broertje geweest, Bernard Henri.
Enkele maanden voor Hugo’s geboorte had zich een drama afgespeeld. Achter het ouderlijk huis in Idi liep een spoorlijn. Hugo’s oudere broertje Bernard Henri, liefkozend ‘Beppie’ genoemd, kwam hier onder de trein en overleed. Hij werd zeven jaar oud.

Hugo als kind, met zijn vader. Foto via familie.
De dood van Bep had grote invloed op de geestelijke gezondheid van Hugo’s moeder, Debora Samkalden-De Beer. Om deze reden, maar ook omdat zij zich zorgen maakte om de veiligheid van haar man – Atjehers vochten voor onafhankelijkheid en pleegden aanslagen op Europeanen – besloten de Samkaldens te verhuizen naar Nederland. In de zomer van 1910 scheepten zij zich in op de S.S. Oranje in de stad Sabang op Atjeh.
Op 22 februari 1911 werd het gezin ingeschreven in Amsterdam. Een week of drie later verhuisden de Samkaldens naar de Claes de Vrieselaan 131a in Rotterdam. Daar werd in 1912 de tweeling Jacob en Ivo geboren. Het gezin streek neer aan de Mathenesserlaan 330.
Tijd op het Erasmiaans Gymnasium
Hugo ging naar een lagere school met als hoofd Schneider of Schreuder – mogelijk de Rotterdamsche School Vereeniging. In 1918 kwam hij in de eerste klas van het Erasmiaans Gymnasium. Hugo’s zus Rosina zat vijf klassen hoger. Op het Erasmiaans was Hugo een gemiddelde leerling. In de vijfde klas waren zijn beste vakken Engels, aardrijkskunde en Nederlands.
Tijdens zijn schooltijd zat Hugo bij de Calandtroep, een afdeling van de Vereeniging van Nederlandsche Padvinders. Al op zestienjarige leeftijd had hij voor een uitvoeringsavond van de Calandtroep “een aardig toneelstukje” geschreven, aldus een recensent in Rotterdams Nieuwsblad. Ook op het Erasmiaans deed Hugo aan toneel: net na zijn eindexamen, op 21 oktober 1925, speelde hij de rol van Polichinel in het harlekijnspel ‘De kringloop der belangen | Los intereses creados’, van de Nobelprijswinnaar Jacinto Benavente. In het bijbehorende programmaboekje schreef Hugo een stukje met dezelfde titel, ondertekend met ‘H.S.’. De harlekinade, ter gelegenheid van het vijfde lustrum van de Rotterdamsche Gymnasiasten Bond (R.S.G.), werd opgevoerd in de Grote Schouwburg aan de Aert van Nesstraat. De acteurs waren leden en oud-leden van de R.G.B.

Tijdens Hugo’s gymnasiumtijd ging het bergafwaarts met de geestelijke gezondheid van zijn moeder Debora. In 1918 overleefde zij de Spaanse griep, maar ze werd nooit meer de oude. Zij werd eerst opgenomen in de psychiatrische inrichting in Oegstgeest en daarna in de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Hugo schreef haar brieven waarin hij vertelde over zijn klasgenoten en de zomerkampen van de padvinderij in Hulshorst en Oisterwijk. Hugo’s moeder schreef hem terug. Ze noemde hem ‘Hugebaas’ of ‘Hugy’.
In januari 1925, tijdens zijn eindexamenjaar, ging Hugo inwonen bij het samengestelde tweede gezin van zijn tante Mietje Pool-Cappel, de weduwe van Hugo’s oom Charles, op de Crooswijksesingel 4a.
Studie rechtsgeleerdheid
In 1925 slaagde Hugo voor zijn eindexamen alpha. Hij ging rechten studeren in Leiden, met een beurs van het Nederlands-Indische bestuur. Als eerstejaars woonde hij nog in Rotterdam. Omdat ‘spoorstudenten’ geen lid mochten worden bij de corpora, werd Hugo lid van R.S.G., het Rotterdamsch Studenten Gezelschap. In zijn tweede jaar verhuisde Hugo naar de Witte Rozenstraat 16 in Leiden.
In Leiden schreef Hugo toneelteksten voor de Indologen-Vereeniging. Hugo werd actief lid en later praeses van I.T.E.M., de Indologen Tooneel en Muziekvereeniging.
Al tijdens zijn studietijd nam Hugo stelling vóór persoonlijke vrijheid en tegen cultuuridealen die persoonlijke vrijheid belemmeren. In een lange uiteenzetting in het Indologenblad schreef hij:
Deze samenleving, de collectiviteit, legt het individu enorme beperkingen van zijn individueele vrijheid op. Van tal van z.g. “antisociale” strevingen moet het individu zich de verwezenlijkingsmogelijkheid ontzeggen, wil hij niet in gevangenis, psychopatenasyl of krankzinnigen gesticht terecht komen. Als een dwangbuis houdt de cultureele ordening den mensch omsloten. (…) Maar hoe kan het individu zich deze anti-sociale strevingen ontzeggen? Het antwoord hierop is: door hetzelfde psychische mechanisme als wij reeds hebben leeren kennen, door verdringing.
Hugo Samkalden, ‘Politiek en Psychoanalyse’, in Indologenblad (1931, 1 september).
Tijdens zijn studietijd besloot Hugo om zijn eigen ‘strevingen’ niet meer te ‘verdringen’ en om openlijk uit te komen voor zijn homoseksualiteit.
Hugo was zeer begaafd en intellectueel. Hij koos Nederlands burgerlijk recht met als bijvakken criminologie en adatrecht, het inheemse Indonesische volksrecht. In 1930 deed hij een jaar onderzoek in Berlijn. In 1931 legde hij een tweede doctoraalexamen af in adatrecht, Nederlands-Indisch burgerlijk recht, Javaans en sociologie.
Hugo’s moeder Debora heeft nog meegemaakt dat Hugo in januari 1927 slaagde voor zijn kandidaatsexamen. Wat ze niet meer meemaakte, was de publicatie van Hugo’s toneelstuk Sheherazade in het tijdschrift Astra. Debora stierf de dag voordat het bericht van de publicatie in de kranten verscheen. Ook Hugo’s promotie maakte zij dus niet meer mee. Hugo droeg zijn proefschrift Publieke meening, pers en staat (1932) op ‘Aan de nagedachtenis van mijn moeder’. Hugo’s vader schonk hem voor zijn promotie een medaillon met inscriptie ‘Sine justitia nulla libertas’ – zonder gerechtigheid geen vrijheid.
Terug naar Nederlands-Indië
Na zijn promotie keerde Hugo terug naar zijn geboortestreek op Sumatra – contractueel was hij vanuit zijn studiebeurs verplicht om vijf jaar in Indische bestuursdienst te werken. Hij werkte bij de Raad van Justitie in Medan. Al snel kwam hij te werken op Java, bij het bureau van de gouverneur-generaal in Buitenzorg, het tegenwoordige Bogor. Ook in Buitenzorg deed Hugo aan amateurtoneel. Hij vertaalde het toneelstuk Y’avait un prisonnier van Jean Anouilh en regisseerde deze opvoering onder de titel Een gevangene keert terug… Ook in dit stuk speelde vrijheid een grote rol.
Verder schreef Hugo artikelen, vaak onder de initialen ‘Sk.’ Hij bezocht bijeenkomsten over filosofie, recht en koloniale vraagstukken. In 1937 ontstond een hechte vriendschap met de bekende schrijver Edgar du Perron, die ook in Indië woonde. Du Perrons biograaf schreef: “Du Perron zou zeer gesteld raken op deze oorspronkelijke geest, die evenzeer als hij een eenling was.”
Arrestatie vanwege homoseksuele contacten
In 1938 begon het Nederlandse gezag in Nederlands-Indië een heksenjacht op homoseksuelen. In februari 1939 werd ook Hugo gearresteerd, voor seksuele contacten met minderjarige Nederlandse soldaten (= jonger dan 21 jaar). Op 21 maart 1939 werd Hugo veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf. Du Perron schreef op 24 maart: “Sk. hield zich uitstekend, zowel den dag vóór als vàn de uitspraak (we waren daarbij).”
Tijdens Hugo’s gevangenschap schreven zijn familie en vrienden brieven en bezorgden ze hem boeken. In zijn cel in strafgevangenis Struiswijk had Hugo 19 boeken staan op een wankel kastje. Als eerbetoon droeg Du Perron zijn roman Schandaal in Holland (1939) aan hem op. In de gevangenis bleef Hugo schrijven over menselijke vrijheid.
Anouilh geeft in zijn Y-avait un prisonnier – destijds in Buitenzorg opgevoerd als Een gevangene keert terug… – de desillusie van den man, die in de gevangenis vijftien jaar lang van vrijheid droomt en dan de gevangenschap vindt van een geborneerde, zelfzuchtige, conventioneele en hypocriete maatschappij. – De psychologische fout van dit gegeven is, dat geen gevangene zich de vrijheid voorstelt als een sprookjesachtige illusie, maar als een gebakken biefstuk en een tweepersoons-bed.
Hugo Samkalden, Criterium, Algemeen Cultureel Maandblad (september 1946, no. 12) 593-594 – eerder in Kritiek en Opbouw.
Oorlog
Na zijn vrijlating vertrok Hugo naar Nederland. Hij kwam aan op het slechtst mogelijke moment voor een Joodse Nederlander: op 3 mei 1940, zeven dagen voor het begin van de oorlog.
Hugo had na aankomst nog twee keer contact met Edgar ‘Eddy’ du Perron. Op de avond van 14 mei 1940, kort nadat Nederland zich had overgegeven, stierf Du Perron aan een hartaanval. Hugo voelde zich zo moedeloos dat hij het volledige manuscript van een essay over recht en vrijheid in het vuur gooide.
Hugo sloot zich aan bij het verzet. Hij hielp Joden en bracht luchtlandingsplaatsen in Haamstede in kaart. Op 26 september 1941 werd hij gearresteerd, vermoedelijk bij het zwembad van Grand Hotel Terminus in Den Haag. Op 2 maart 1942 werd hij veroordeeld tot de doodstraf. Vanuit de gevangenis in Scheveningen (het ‘Oranjehotel’), en later vanuit de Deutsche Untersuchungs- und Strafgefängnis in Utrecht, schreef hij lange brieven aan zijn vader, die hem vaak bezocht. Hugo vroeg hem onder andere om het gedicht ‘Willem Kloos’ van Hendrik Marsman:
Fred B. zou mij verder nog een heel groot genoegen kunnen doen door het overtypen van Marsman’s In Mem. “Willem Kloos“ en het opsturen daarvan bij een van uw volgende brieven; dat vers is mij in een vorige moeilijke periode van mijn leven heel dierbaar geworden en ik zou het ook nu graag bij mij willen hebben.
Hugo Samkalden, brief aan vader d.d. 21 juni 1942.
Het is invoelbaar waarom juist dit gedicht zo veel voor hem betekende, wetend dat de doodstraf hem wachtte. De eerste twee strofen luiden:
…toen hij verscheen
scheurde de hemel in een wilden glans
en één uur lang
is het hier brandend licht en warm geweest.Niemand was zozeer mens,
zo schaamteloos en zonder voorbehoud
heerser en prooi;
geen onzer heeft in heerlijkheid en pijn
zichzelf zo reddeloos vergooid
aan pracht en laagheid,
niemand heeft ooit
een kostbaar leven
zo blindelings vergoten
in een valen dood.Hendrik Marsman, ‘Willem Kloos’
Op 22 juli 1942 werd Hugo’s doodstraf omgezet in een gevangenisstraf. In een brief aan zijn vader beschreef Hugo uitgebreid hoe dat ging en wat het met hem deed. Een fragment:
Het was en is mij volmaakt onverschillig of er 15 of 20 jaar levenslang van gemaakt wordt. (…) ik weet niet wat heerlijker was, die Woensdag avond of de volgende middag die drie stralende gezichten achter de bezoek tafel. (…) Over de innerlijke veranderingen waardoor ik weer “vooruit“ kan denken, ik weer kan zeggen a.s. Kerstmis of het volgend jaar lente, spreek ik maar niet. (…) Dat de Krijgsraad onze verblijfplaats aanwijst vind ik een geruststellende gedachten [sic], maar ook zonder dat ga ik de komende etappe zonder veel bekommernis tegemoet: de twee ergste ervaringen 26. Sept. en 2 Maart liggen achter mij, wat komt moet altijd beter zijn. Psychisch en physiek voel ik mij uitnemend, gezonder eigenlijk dan vroeger (…).
Hugo Samkalden, brief aan vader d.d. 2 augustus 1942.
Op 15 november 1942 stuurde Hugo zijn laatste brief vanuit Kamp Amersfoort. Op onbekende datum werd hij gedeporteerd naar concentratiekamp Mauthausen. Daar stierf hij, op 15 januari 1943. Hugo werd 37 jaar.
Herinnering
Hugo Samkalden staat op de Erelijst van Gevallenen 1940 – 1945 van de Tweede Kamer.
Hugo wordt nog elk jaar herdacht op zijn oude school, het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam.
Het medaillon dat Hugo kreeg van zijn vader is in het bezit van zijn achternicht, de bekende mensenrechtenadvocate Channa Samkalden.
Terra ei levis sit
Erasmiaan Arham Bajwa onderzocht in schooljaar 2024-2025 voor zijn profielwerkstuk het leven van Hugo Samkalden. Zijn begeleider Anne Schram Ouweneel deed aanvullend onderzoek en schreef deze samenvatting.