Egon Stein
Egon Stein.
Foto van Yad Vashem.
Egon Stein
(Den Haag, 5 juni 1911 – Sobibor, 16 juli 1943)
Erasmiaan Elchanan Stein werd verliefd op Erasmiaan Lientje de Haas. In januari 1943 werd hun dochtertje Lea geboren. Egon probeerde Lien ervan te overtuigen dat zij moesten onderduiken, maar Lien kon zich niet voorstellen dat de geruchten over ‘het oosten’ waar waren. Vijf maanden later moesten Lien en Lea mee met het Kindertransport naar vernietigingskamp Sobibór. Een maand later stierf ook Egon in Sobibór.
Op de vlucht voor pogroms en anti-Joodse wetten in het Russische rijk kwamen vanaf 1881 tienduizenden Oost-Europese Joden naar West-Europa. De meesten waren op doorreis naar andere bestemmingen, vooral de Verenigde Staten, Groot- Brittannië en Zuid-Amerika. Sommigen bleven echter in de havensteden Rotterdam en Amsterdam. Onder hen waren de grootouders van Egon Stein.
Ouders uit Rusland en Pruisen
Egons vader Benjamin Jacob Stein had Russische ouders, maar werd zelf geboren in Amsterdam. In 1910 trouwde hij met Jeanette Kattin. Zij kwam uit Oost-Pruisen, in het tegenwoordige Litouwen. Haar vader was koopman. Het huwelijk werd voltrokken in Koningsbergen, het huidige Kaliningrad.
Elchanan ‘Egon’ Stein werd op 5 juni 1911 geboren in Den Haag. Hij was de oudste van drie broers. Zijn broer Joseph, roepnaam ‘Joop’, werd geboren in 1914 en zijn broer Alfred in 1916. In 1922 verhuisde het gezin naar Rotterdam. Vader Benjamin Jacob Stein werd hoofd van de Godsdienstschool voor Israëlische Burgerkinderen aan het Hofplein. Daarnaast was hij voorzitter van de Wester Synagoge Lew Jom in de Nieuwe Rotterdamse Sociëteit.
Vader Stein stond bekend als een geestig man met zangtalent en zonder podiumangst. Deze talenten zou hij doorgeven aan zijn zoon.
Erasmiaans Gymnasium
In september 1924 kwam Egon in de eerste klas van het Erasmiaans. De school was toen nog gevestigd aan de Coolsingel. Op het Erasmiaans stond Egon bekend als zeer flamboyant en geestig.
Toen hij in de tweede klas zat, werd Egons stem omschreven als “een lieve, heldere stem”. Later ontwikkelde zijn stem zich tot een diepe bas-bariton. Egon volgde een zangopleiding bij Rosina van Veen-van Vriesland. Daarnaast had hij aanleg voor toneel.
In de vijfde klas, in augustus 1930, deed Egon staatsexamen.
In 1931 was Egon als bestuurslid van de Nederlandsche Agoedas Jisroeil Jeugdorganisatie een van de oprichters van de Rotterdamse jeugdafdeling, voor Joodse kinderen tot 13 jaar.
Studie klassieke talen
Na het Erasmiaans ging Egon klassieke talen studeren aan de Rijksuniversiteit Leiden. Naast zijn studie gaf hij bijles Latijn. Hij liep een tijdje stage aan het Rotterdams Lyceum. Op 21 oktober 1937 behaalde Egon zijn doctoraal aan de Rijksuniversiteit Leiden met het proefschrift De woordenkeuze in het Bellum Judaïcum van Flavius Josephus.
Tijdens zijn studie trad Egon regelmatig op als zanger van klassieke muziek en Hebreeuwse liederen. Inmiddels was hij geschoold oratorium- en liederzanger. Iemand noemde hem zelfs “een Sirota in de dop”, verwijzend naar de beroemde Joodse voorzanger Gerschon Sirota (1874 – 1943). Deze foto van Egon stond in de Haagse Courant van 6 februari 1937.
Evacuatie uit Breda
Van 1938 tot 1940 gaf Egon les aan de gymnasia in Breda en Dordrecht. Op 31 september 1939 verhuisde hij naar Teteringen in de gemeente Breda.
Twee dagen na het begin van de oorlog, op Eerste Pinksterdag 1940, dreigde Breda tussen de vuurlinies bekneld te raken. Alle 50.000 inwoners van Breda kregen het bevel de stad te verlaten. Bij deze evacuatie kwam Egon in België terecht. Waarschijnlijk zat hij bij de 25.000 Bredanaars die naar Antwerpen moesten lopen. Na de capitulatie keerde hij terug naar Nederland.
In september 1940 verhuisde Egon van Breda naar Rotterdam, waar hij introk bij zijn ouders aan de Claes de Vrieselaan 9b. Zijn broers Joseph en Alfred waren toen al het huis uit.
Joods Lyceum
In oktober 1942 richtte de gemeente Rotterdam het Joods Lyceum op, omdat Joodse leerlingen en docenten niet meer op andere scholen mochten komen. Op het Joods Lyceum doceerde Egon de vakken oude talen en geschiedenis. Ondanks de roerige en onzekere tijden bleef hij vol passie en met vurige geestdrift lesgeven. Arthur Trijbits, een oud-leerling van zowel het Erasmiaans als het Joods Lyceum, herinnerde zich hem goed:
Hij combineerde een ijzeren discipline met een grandioos gevoel voor humor. Tijdens zijn leraarschap in Breda had hij een pseudo-Brabants dialect gecultiveerd. Dat leidde – bij een slechte vertaling – tot exclamaties als: “Gij zijt een lazerbol! Oew geest is een verpest riool!”
Lyceumleerling Esther van Vriesland mocht soms aanschuiven in de gymnasiumklas van Stein. In haar dagboek schreef zij:
Jé zeg, wat kan die Stein tekeergaan. Net vroeg iemand wat en kreeg gelijk een grote mond! Hij zei aan het begin van de les tegen Sam Bosman, dat hij zijn jodenstreken voor zich moest houden. Wat is dat nou voor een joodse leraar!
Vrienden en liefde
Tijdens de oorlog ging het leven door. De families Van Veen, Vieijra en Trijbits waren goede vrienden. Arthur Trijbits herinnerde zich een gezamenlijke Sinterklaas- of oudejaarsavond in 1941 met gedichten. Arthur zat op dat moment op het Joods Lyceum en kreeg daar les van Egon Stein, bekend om zijn diepe stemgeluid. Max Vieijra dichtte voor Arthur: ”… doceert hij met sonore stem: gutta cavat lapidem”. Een verwijzing naar de uitdrukking ‘De druppel holt de steen uit, niet door kracht, maar door dikwijls te vallen.’
Op 28 december 1941 trouwde Egon met Eslina ‘Lientje’ de Haas. Nog geen twee weken later kregen zij een dochter: Lea Stein, geboren op 10 januari 1943.
Deportatie naar Vught
Het geluk van het jonge koppel was van korte duur. Op 22 april 1943 moesten de laatste Rotterdamse Joden zich melden in kamp Vught, bij ’s-Hertogenbosch. Onder hen waren de leden van de Joodse Raad van het bureau Rotterdam, die tot dan toe uitstel van deportatie hadden. Het Joodse weeshuis, het Joodse bejaardenhuis en het Joodse ziekenhuis waren toen al ontruimd.
Egon en Lien meldden zich met Lea bij Loods 24 aan de Entrepotstraat. Zij gingen op transport naar concentratiekamp Vught, of Konzentrationslager Herzogenbusch, zoals het kamp officieel heet. Daar kwamen zij de volgende dag aan. Egon verbleef in barak 4B. Lientje en Lea zaten elders – de mannen en vrouwen waren gescheiden.
Op 5 juni maakte de leiding van kamp Vught bekend dat alle 1296 Joodse kinderen het kamp moesten verlaten. Lientje en Lea gingen op 6 juni met het Kindertransport mee naar Westerbork. Waarschijnlijk was Egon tewerkgesteld in kamp Vught of in een van de buitenkampen. Anders was hij vermoedelijk meegereisd met zijn vrouw en dochtertje.
Op deze kaart van de Joodse Raad staat dat Egon vier moderne talen sprak: Engels, Frans, Duits en Italiaans. Egon leidde ook reizen voor de Nederlandse Reisvereniging, waar hij in het bestuur zat.
Mogelijk heeft Egon nog geprobeerd om Lien en Lea te redden. Een dag na het eerste kindertransport, op 7 juni, belde een zekere mr. De Ruyter van de Mathenesserlaan met de vraag of Egon en zijn gezin op de Barneveld-lijst geplaatst konden worden. Joden op de Barneveld-lijst werden vanwege hun uitzonderlijke positie binnen de Nederlandse samenleving uitgezonderd van transport.
Het hielp niet. Lientje en Lea werden op 11 juni 1943 vermoord in Sobibor. Ook Egon zelf werd op 3 juli 1943 naar Westerbork getransporteerd. Daar verbleef hij 10 dagen in barak 60, voordat ook hij op 13 juli naar Sobibor werd gedeporteerd. Bij aankomst in Sobibor op 16 juli werd Egon direct vermoord in de gaskamer.
Egons hele familie was toen al dood. Egons broer Joop Stein, ook Erasmiaan, werd in Sobibor vergast op 30 april 1943, tegelijk met Egons jongste broer Alfred. Egons ouders, Benjamin en Jeanette, volgden een week later, op 7 mei 1943, eveneens in Sobibor.
Terra eis levis sit
Erasmiaan Dana van Lijf onderzocht het leven van Erasmiaan Egon Stein voor haar profielwerkstuk.