Egon Stein
Egon Stein (1911-1943)
Erasmiaan Dana van Lijf onderzocht het leven van Erasmiaan Egon Stein voor haar profielwerkstuk.
Op de vlucht voor pogroms en anti-Joodse wetten in het Russische rijk komen vanaf 1881 tienduizenden Oost-Europese Joden naar West-Europa. De meesten zijn op doorreis naar andere bestemmingen, vooral de Verenigde Staten, Groot- Brittannië en Zuid-Amerika. Sommigen blijven echter in de havensteden Rotterdam en Amsterdam. Onder hen zijn de grootouders van Egon Stein.
Ouders uit Rusland en Pruisen
Egons vader Benjamin Jacob Stein heeft Russische ouders, maar is zelf geboren in Amsterdam. In 1910 trouwt hij met Jeanette Kattin. Zij komt uit Oost-Pruisen, in het tegenwoordige Litouwen. Haar vader is koopman. Het huwelijk wordt voltrokken in Koningsbergen, het huidige Kaliningrad.
Elchanan ‘Egon’ Stein wordt op 5 juni 1911 geboren in Den Haag. Hij is de oudste van drie broers. Zijn broer Joseph, roepnaam ‘Joop’, wordt geboren in 1914 en zijn broer Alfred in 1916. In 1922 verhuist het gezin naar Rotterdam. Vader Benjamin Jacob Stein wordt hoofd van de Godsdienstschool voor Israëlische Burgerkinderen aan het Hofplein. Daarnaast is hij voorzitter van de Wester Synagoge Lew Jom in de Nieuwe Rotterdamse Sociëteit.
Vader Stein staat bekend als een geestig man met zangtalent en zonder podiumangst. Deze talenten zal hij doorgeven aan zijn zoon.
Erasmiaans Gymnasium
In september 1924 komt Egon in de eerste klas van het Erasmiaans. De school is dan nog gevestigd aan de Coolsingel. Op het Erasmiaans staat Egon bekend als zeer flamboyant en geestig.
Als hij in de tweede klas zit, wordt Egons stem omschreven als “een lieve, heldere stem”. Later ontwikkelt zijn stem zich tot een diepe bas-bariton. Egon volgt een zangopleiding bij Rosina van Veen-van Vriesland. Daarnaast heeft hij aanleg voor toneel.
In de vijfde klas, in augustus 1930, doet Egon staatsexamen.
Als bestuurslid van de Nederlandsche Agoedas Jisroeil Jeugdorganisatie is Egon in 1931 een van de oprichters van de Rotterdamse jeugdafdeling, voor Joodse kinderen tot 13 jaar.
Studie klassieke talen
Na het Erasmiaans gaat Egon klassieke talen studeren aan de Rijksuniversiteit Leiden. Naast zijn studie geeft hij bijles Latijn. Hij loopt een tijdje stage aan het Rotterdams Lyceum. Op 21 oktober 1937 behaalt Egon zijn doctoraal aan de Rijksuniversiteit Leiden met het proefschrift De woordenkeuze in het Bellum Judaïcum van Flavius Josephus.
Tijdens zijn studie treedt Egon regelmatig op als zanger van klassieke muziek en Hebreeuwse liederen. Inmiddels is hij geschoold oratorium- en liederzanger. Iemand noemt hem zelfs “een Sirota in de dop”, verwijzend naar de beroemde Joodse voorzanger Gerschon Sirota (1874 – 1943). Deze foto van Egon stond in de Haagse Courant van 6 februari 1937.
Evacuatie uit Breda
Van 1938 tot 1940 geeft Egon les aan de gymnasia in Breda en Dordrecht. Op 31 september 1939 verhuist hij naar Teteringen in de gemeente Breda.
Twee dagen na het begin van de oorlog, op Eerste Pinksterdag 1940, dreigt Breda tussen de vuurlinies bekneld te raken. Alle 50.000 inwoners van Breda krijgen het bevel de stad te verlaten. Bij deze evacuatie komt Egon in België terecht. Waarschijnlijk zit hij bij de 25.000 Bredanaars die naar Antwerpen moeten lopen. Na de capitulatie keert hij terug naar Nederland.
In september 1940 verhuist Egon van Breda naar Rotterdam, waar hij intrekt bij zijn ouders aan de Claes de Vrieselaan 9b. Zijn broers Joseph en Alfred zijn dan al het huis uit.
Joods Lyceum
In oktober 1942 richt de gemeente Rotterdam het Joods Lyceum op, omdat Joodse leerlingen en docenten niet meer op andere scholen mogen komen. Op het Joods Lyceum doceert Egon de vakken oude talen en geschiedenis. Ondanks de roerige en onzekere tijden blijft hij vol passie en met vurige geestdrift lesgeven. Arthur Trijbits, een oud-leerling van zowel het Erasmiaans als het Joods Lyceum, herinnert zich hem goed:
Hij combineerde een ijzeren discipline met een grandioos gevoel voor humor. Tijdens zijn leraarschap in Breda had hij een pseudo-Brabants dialect gecultiveerd. Dat leidde – bij een slechte vertaling – tot exclamaties als: “Gij zijt een lazerbol! Oew geest is een verpest riool!
Lyceumleerling Esther van Vriesland mag soms aanschuiven in de gymnasiumklas van Stein. In haar dagboek schrijft zij:
Jé zeg, wat kan die Stein tekeergaan. Net vroeg iemand wat en kreeg gelijk een grote mond! Hij zei aan het begin van de les tegen Sam Bosman, dat hij zijn jodenstreken voor zich moest houden. Wat is dat nou voor een joodse leraar!
Vrienden en liefde
Tijdens de oorlog gaat het leven door. De families Van Veen, Vieijra en Trijbits zijn goede vrienden. Arthur Trijbits herinnert zich een gezamenlijke Sinterklaas- of oudejaarsavond in 1941 met gedichten. Arthur zit op dat moment op het Joods Lyceum en krijgt daar les van Egon Stein, bekend om zijn diepe stemgeluid. Max Vieijra dicht voor Arthur: ”… doceert hij met sonore stem: gutta cavat lapidem”. Een verwijzing naar de uitdrukking ‘De druppel holt de steen uit, niet door kracht, maar door dikwijls te vallen.’
Op 28 december 1941 trouwt Egon met Eslina ‘Lientje’ de Haas. Nog geen twee weken later krijgen zij een dochter: Lea Stein, geboren op 10 januari 1943.
Deportatie naar Vught
Het geluk van het jonge koppel is van korte duur. Op 22 april 1943 moeten de laatste Rotterdamse Joden zich melden in kamp Vught, bij ’s-Hertogenbosch. Onder hen zijn de leden van de Joodse Raad van het bureau Rotterdam, die tot dan toe uitstel van deportatie hadden. Het Joodse weeshuis, het Joodse bejaardenhuis en het Joodse ziekenhuis zijn dan al ontruimd.
Egon en Lien melden zich met Lea bij Loods 24 aan de Entrepotstraat. Zij gaan op transport naar concentratiekamp Vught, of Konzentrationslager Herzogenbusch, zoals het kamp officieel heet. Daar komen zij de volgende dag aan. Egon verblijft in barak 4B. Lientje en Lea zitten elders – de mannen en vrouwen zijn gescheiden.
Op 5 juni maakt de leiding van kamp Vught bekend dat alle 1296 Joodse kinderen het kamp moeten verlaten. Lientje en Lea gaan op 6 juni met het Kindertransport mee naar Westerbork. Waarschijnlijk is Egon tewerkgesteld in kamp Vught of in een van de buitenkampen. Anders was hij vermoedelijk meegereisd met zijn vrouw en dochtertje.
Op deze kaart van de Joodse Raad staat dat Egon vier moderne talen sprak: Engels, Frans, Duits en Italiaans. Egon leidde ook reizen voor de Nederlandse Reisvereniging, waarvan hij in het bestuur zat.
Mogelijk heeft Egon nog geprobeerd om Lien en Lea te redden. Een dag na het eerste kindertransport, op 7 juni, belt een zekere mr. De Ruyter van de Mathenesserlaan met de vraag of Egon en zijn gezin op de Barneveld-lijst geplaatst kunnen worden. Joden op de Barneveld-lijst worden vanwege hun uitzonderlijke positie binnen de Nederlandse samenleving uitgezonderd van transport.
Het helpt niet. Lientje en Lea worden op 11 juni 1943 vermoord in Sobibor. Ook Egon zelf wordt op 3 juli 1943 naar Westerbork getransporteerd. Daar verblijft hij 10 dagen in barak 60, voordat ook hij op 13 juli naar Sobibor wordt gedeporteerd. Bij aankomst in Sobibor op 16 juli wordt Egon direct vermoord in de gaskamer.
Egons hele familie is dan al dood. Egons broer Joop, ook Erasmiaan, wordt in Sobibor vergast op 30 april 1943, tegelijk met Egons jongste broer Alfred. Egons ouders, Benjamin en Jeanette, volgen een week later, op 7 mei 1943, eveneens in Sobibor.
Deze tekst is met grote zorgvuldigheid samengesteld. Mocht u aanvullingen of verbeteringen hebben, of mocht u bezwaar hebben tegen publicatie, dan verzoeken wij u vriendelijk om contact op te nemen met het Erasmiaans Gymnasium.