Sonja Taub
Sonja Taub in schooljaar 1941-1942.
Uitsnede van klassenfoto Joods Lyceum Den Haag.
Sonja Taub
(Rotterdam, 8 juni 1927 – Auschwitz, 4 september 1944)
Sonja Taub werd op 8 juni 1927 geboren in Rotterdam, als dochter van Poolse ouders. Het orthodox-joodse gezin was lid van de Nederlands-Israëlitische Gemeente.
In Sonja’s geboorteannonce stond zowel haar Nederlandse als haar joodse geboortedatum.
Sonja’s ouders kwamen beiden uit Polen. Sonja’s moeder Hendel Silberzahn kwam in 1911 aan in Rotterdam en haar vader Benjamin Taub in 1920. Hoe ze elkaar hebben leren kennen is niet bekend. Wel weten we dat Benjamin Taub eerst stond geregistreerd als kantoorbediende en later als kruidenier.
Benjamin Taub was actief in het Oost-Joods Verbond Rotterdam. Dit was een vereniging voor de tienduizenden Oost-Europese Joden die vanaf 1881 naar Nederland kwamen, op de vlucht voor de pogroms in het Russische rijk. De vereniging verzorgde Jiddische les voor kinderen en culturele vorming en verleende sociale zorg.
Adressen in Rotterdam
Het Poolse stel woonde drie jaar lang in bij andere families, tot ze op 7 oktober 1925 in het huwelijk traden. Vanaf dat moment woonden ze zelfstandig op Schiebroekselaan 41a, waar Sonja geboren werd. Daarna verhuisde het gezin nog een paar keer. Tijdens het bombardement woonde het gezin op de Schiedamsesingel 217a, vlak bij de brandgrens. Het huis bleef gespaard, maar was waarschijnlijk toch niet meer goed bewoonbaar, want op 1 juni 1940 trok het gezin in op Aelbrechtskade 94b. Dit is het laatstbekende adres van de familie in Rotterdam.
Het leven van het jonge gezin Taub was nauw verweven met dat van de ouders van Hendel: Schlema Zelman Silberzahn en Buchla Taub. Op de Schiebroekselaan en de Schiedamsesingel deelden ze de woning. Sonja’s opa Silberzahn was de oud-sjochet (Joods-rituele slachter) van Rotterdam. In december 1937 verhuisden de grootouders naar Den Haag, waar ze in de Merwedestraat gingen wonen. Op 24 juni 1940 overleed grootvader Silberzahn op eenenzeventigjarige leeftijd in het Israëlitisch Ziekenhuis te Den Haag. Grootmoeder Silberzahn zou tot augustus 1942 in Den Haag blijven wonen.
Sonja op het Erasmiaans
In september 1940 startte Sonja als dertienjarige in de eerste klas van het Erasmiaans Gymnasium. Haar toenmalige klasgenoot Arthur Trijbits zou haar later omschrijven als een “vriendelijk bescheiden meisje”. In de zomer van 1940 had Sonja een herexamen Latijn. Ze kreeg bijles van Ida Italie, de dochter van Erasmiaan Gabriel Italie, leraar klassieke talen aan het Maerlant Lyceum in Den Haag. Sonja, door Gabriel Italie Sonja Silberzahn genoemd, slaagde voor haar herexamen.
Na de zomervakantie van 1941 mocht Sonja net als de andere Joodse leerlingen van het Erasmiaans niet terugkeren naar school. De meeste Joodse leerlingen van het Erasmiaans gingen toen naar het Joods Lyceum Rotterdam, dat speciaal voor hen werd opgericht in Kralingen. Sonja ging echter naar het Joods Lyceum in Den Haag. Sonja kwam daar terecht in klas 2a van de hbs-afdeling. Sonja is het meisje met bril, midden op de foto.
Een mogelijke reden voor Sonja’s verhuizing naar Den Haag was dat haar ouderlijk huis in Rotterdam (in West) ver af lag van het Joods Lyceum Rotterdam (in Oost). Bovendien liep de route naar school door de verwoeste binnenstad van Rotterdam. Het Haagse Joods Lyceum was beter bereikbaar vanaf het huis van haar grootmoeder. Het is heel aannemelijk dat Sonja introk bij haar grootmoeder, die immers op dat moment nog in de Merwedestraat woonde.
Vriendschap met Carry Ulreich
Waarschijnlijk raakte Sonja al voor de oorlog bevriend met Carry Ulreich, een Joods meisje van haar leeftijd dat op de middelbare meisjesschool zit. Mogelijk kenden ze elkaar via hun ouders. In elk geval zaten ze allebei in een clubje Joodse jongeren dat regelmatig samenkwam.
Op 15 november 1941 werd Carry vijftien jaar. Sonja gaf haar een dagboek voor haar verjaardag. In april 1942 schreef Carry in haar dagboek over een bezoek aan Sonja in Den Haag. “Sonja was heel aardig”, schreef ze. In Scheveningen gingen ze naar een toneelstuk waarin Sonja Esther speelde “Wel aardig”, vond Carry.
‘Foetsie’
Op 8 juni 1942 schreef Carry in haar dagboek over alle mensen die waren vertrokken: “Mijnheer Rynderman en mijnheer Taub zijn foetsie, de laatste is als allereerste gegaan. We waren allen woest, want hij heeft helemaal geen afscheid genomen, zelfs niets ervan gezegd. Bah, echt geniepig zoiets, echt iets voor de Taubs.”
Toen het gezin Taub – in Carry’s woorden – in juni 1942 ineens ‘foetsie’ was, was het gezin niet ondergedoken. Het gezin probeerde aan de nazi’s te ontsnappen via de Dutch-Paris Escapeline, de DPE. Deze ontsnappingslijn bestond uit een netwerk van verzetsstrijders die mensen door België en Frankrijk naar Zwitserland of Spanje smokkelden. De vluchtelingen staken in de buurt van Maastricht de Maas over naar België. Vervolgens reisden zij met de trein via Brussel en Parijs naar Lyon. Daar was een Nederlands consulaat gevestigd, waar consul Maurice Jacquet de scepter zwaaide. Jacquet was nauw betrokken bij dit netwerk.
De familie Taub op de vlucht
Sonja en haar ouders staken onder de schuilnamen Marie Touw (Sonja), Bertrand Touw (Benjamin) en Anna Touw (Hendel) in augustus 1942 de Franse grens over. Ze hadden een visum voor Curaçao op zak. Ook beschikten ze over een identiteitskaart op naam van Zoov, met de Nederlandse nationaliteit, afgegeven door de Zweedse ambassade in Parijs.
Ze kwamen aan in Lyon, een belangrijk knooppunt in het netwerk van de Dutch-Paris-ontsnappingslijn. Ze zouden daar tot februari 1944 verblijven, in afwachting van een kans om naar Zwitserland te reizen. In Lyon verbleven ze in een statig pand aan de Saône, op het adres Quai Bondy 26. Het gebouw staat op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. De familie Taub heeft hier naar schatting een jaar en vier maanden gewoond.
Tegelijk met hun vertrek uit Nederland verhuisde grootmoeder Silberzahn naar Amsterdam. Daar werd ze opgenomen in de Joodsche Invalide, een verpleeginrichting voor Joodse mensen op het Weesperplein. Door haar verhuizing naar Amsterdam ontliep zij de eerste deportaties uit Den Haag, die in augustus 1942 op gang kwamen. In 1943 werd zij echter alsnog gedeporteerd: op 2 maart van dat jaar werd ze geregistreerd in Westerbork en ondergebracht in barak 68. Op 12 april werd Buchla per trein naar Sobibor vervoerd, waar ze op 16 april 1943 werd vermoord.
Ze was toen 79 jaar.
Arrestaties in Lyon
Ondertussen zat de familie Taub nog steeds vast in Lyon. In 1944 werden medewerkers van het DPE-netwerk opgepakt in Parijs. Zij gaven de naam van consul Maurice Jacquet door. Op 28 februari 1944 werd hij in zijn consulaat gearresteerd. Bij zijn arrestatie werden alle mensen die op dat moment aanwezig waren in het consulaat – ook mensen die alleen maar hun verzekeringspremie kwamen betalen – opgepakt. Onder de arrestanten waren een Joodse jongeman en een Joods gezin. Het bleek het gezin Taub te zijn.
Doorgangskamp en deportatie
Na hun arrestatie werden Sonja en haar ouders naar de gevangenis van Monluc gebracht. Van daaruit kwamen ze in het doorgangskamp in Drancy, vlak boven Parijs. Vanuit Drancy volgde deportatie naar Auschwitz, in maart 1944.
Sonja kwam om in Auschwitz op 4 september 1944. Haar moeder in november 1944. Hun overlijden werd niet vastgelegd in de Duitse administratie. Dat kan betekenen dat ze niet in de gaskamers zijn omgekomen. Vader Taub stierf rond 24 januari 1945 tijdens de dodenmars van Auschwitz naar Buchenwald.
In februari 1943 beschreef Carry in haar dagboek een droom.
Vannacht heb ik al van de vrede gedroomd. (…) Sonja heb ik gezien. Ik was erg blij dat ze weer terug was, ze kreeg een zoen van me. Ze was in Turkije geweest. Nog veel meer kennissen gezien. Het was natuurlijk reuze prettig! Zou die droom uitkomen?
Terra ei levis sit
Erasmiaan Ties Hoogeveen onderzocht het leven van Erasmiaan Sonja Taub voor zijn profielwerkstuk.
Graag komen wij in contact met (nabestaanden van) Mendel Taub, de oom van Sonja, die in 1947 in Parijs een formulier voor vermiste personen voor haar invulde.